Skip to main content

Slavernij in de praktijk

De praktijkschool van West Friesland is in juni en juli het decor voor een drieluik over de slavernij.  Hoorn, wat een plek voor verhalen over het Nederlands Slavernijverleden! Heel wat schepen keerden hier weer met kostbare goederen uit de kolonies. De docent heeft al een hele les aan de voorbereiding van het thema besteed. Een van de leerlingen zegt “We weten al best wel veel”. Dat zal ook blijken.

Het beeld van de in Hoorn geboren Jan Pieterszoon Coen, verantwoordelijk voor de dood van heel wat mensen in Oost Indië, prijkt omstreden op het stadsplein. In het gesprek daarover blijken leerlingen kritisch. Moet  het beeld blijven staan, levert voornamelijk nee op. De tussenweg, in een museum zetten, lijkt een goede optie. Daar is het informatief en op die manier op zijn plek. Maria laat een foto zien van de eveneens uit Hoorn afkomstige regent Bredehof. Hij had een zwarte bediende; Pabo. Een schilderij van hen is in bezit van het Rijksmuseum. Je moet je voorstellen dat zo’ zwarte page een vorm van statussymbool was in die tijd.

De leerlingen hebben uit een ruime keuze de slavernij als onderwerp gekozen voor 3 lessen ‘vrije tijds besteding’. Voor een van hen is dit heel letterlijk. Hij is zelf al in de geschiedenis gedoken, op zoek naar zijn voorouders. Voor hem zijn de slavenregisters extra interessant. Wat waren die slavenregisters eigenlijk? Een administratie die de Nederlandse overheid, onder druk van de Engelsen, verplicht stelde vanaf 1826, met als doel illegale slavenhandel tegen te gaan. Zoeken in de registers is nog niet zo gemakkelijk, omdat slaven geen achternaam hadden, die kregen ze pas bij de afschaffing. In de laatste les maken de leerlingen, achter de PC gezeten, kennis met de digitale slavenregisters.

Maria Karg beent in les één voor de klas “We gaan met grote stappen door de slavernijgeschiedenis”, terwijl alleen al de Nederlandse, eeuwen heeft geduurd. Leerlingen vertellen wat ze al weten. Maria vult aan. Slavernij is van alle tijden en kleuren. Dat zie je op de prent van een slavenmarkt in Rome, daar worden ook witte mensen te koop aangeboden. In 2018 zijn er nog miljoenen mensen die in slavernij worden gehouden. Leerlingen weten daar ook zelf voorbeelden van zoals de kinderarbeid. Maria vult wat aan; in de visindustrie in Thailand, in de kledingindustrie in Bangladesh en in de steengroeves in India. Een meisje merkt op dat het niet leuk is dingen te moeten doen voor iemand die jou niet respecteert. Hoe waar is dat!

De geschiedenis van de Nederlandse slavernij, van WIC en VOC, wordt besproken. Er worden vragen gesteld. Wat is nu eigenlijk een kolonie? Door Nederland ingepikt land. De VOC veroverde land in de Oost;  in Oost Afrika, Bengalen en Nederlands-Indië. De WIC in de West; in Nederlands Brazilië en Suriname. Zo komt ook kaartkennis om de hoek kijken bij een les over slavernij. Nederland (de WIC) veroverde Fort Elmina (in Ghana) op de Portugezen, die al eerder met slavenhandel waren begonnen.

Maria vertelt haar persoonlijk verhaal, voorzien van foto’s van haar gezin van herkomst. Ze verhaalt hoe ze met haar koffer met zomerkleren (dat had men al geraden) in oktober 1970 naar dit koude land kwam om te studeren. Haar familie is in de slavenregisters opgenomen, zoals in les 3 wordt getoond. Ze laat foto’s zien van haar 21 jarige vader uit 1912. Hij was toen derde stuurman en reisde in die hoedanigheid naar Nederland. Haar vader werkte later op de plantage Groot Chatillon als kantoorklerk. Gek genoeg spraken haar ouders nooit over de slavernij, terwijl haar overgrootvader Gottlieb nota bene in slavernij geboren werd. Stamvader Karg kwam in 1791 als militair vanuit Regensburg (Duitsland) naar de kolonie Suriname. Hij kreeg 3 kinderen bij de slavin Jaspis. Haar en deze kinderen kocht hij vrij. Dat kostte 300 gulden per persoon. Het eerste verzoek werd afgewezen. Later lukte het toch in 1836. Verbaasd zien de leerlingen in de slavenregisters dat voor de 4 vrijgekochte slaven er 4 nieuwe werden aangekocht. Wat toen gewoon was is nu ongewoon en gruwelijk. En nog iets vreemds: Bij de afschaffing van de slavernij kregen alle slavenhouders 300 gulden voor elke slaaf! Compensatie, omdat ze hun gratis ‘werkvolk’ kwijt waren.

In de 2e les weten de leerlingen al veel te vertellen aan de hand van de voorwerpen in Maria’s koffer. Kaurischelpen werden als betaalmiddel gebruikt. De kalebasolie was voor het glanzend oppoetsen van de slaven voor de verkoop. De boeien spreken voor zich. Bij het suikerriet leeft een van de jongens zich in de straffen die je kreeg als je niet voldoende riet sneed. Het suikerbrood wordt herkend door een jongen uit Afghanistan, dat bestaat ook binnen zijn cultuur. Ook de kalebas komt ter sprake, als muziekinstrument of drinknap. Van de kalebas wordt ook siroop gemaakt die helpt tegen hoest en vastzittend slijm. Kruiden als foelie worden herkend “die doet mijn oma in de kippensoep”.

Leerlingen spelen in wisselende samenstelling een prent na. Slavenhouder, slavin en foetoeboy (huisknecht). Levensecht. Je kunt wel zien dat de docent ook drama geeft! Maria vertelt n.a.v. de pangni (een soort ‘laprok’); dat slavinnen met ontbloot bovenlijf liepen. Dit vonden de vrouwen van slavenhouders niet zo leuk. Zo werd het lichaam aanvankelijk bedekt met een jute zak; de voorloper van de latere koto.. Ook de prenten ‘komen binnen’; zo’n suikermolen waar soms een arm in klem kwam te zitten tijdens het persen van het riet. Er waren slaven die deze dwangarbeid wisten te ontvluchten naar het binnenland, de marrons. Later kwamen daar zendelingen die hen wilden bekeren tot het christelijk geloof en sommigen leerden lezen en schrijven. Zo wordt de geschiedenis nu verlevendigd door bewaard gebleven brieven van Marrons. Maria laat een nagespeeld filmpje zien over de slavernij, dat geeft nog meer idee hoe het er aan toe ging.

 

In de periode van de lessen valt Keti Koti, (ketenen gebroken) de herdenking afschaffing slavernij op 1 juli. Maria was erbij in het Amsterdamse Oosterpark, net als vele officials uit de politiek. Ze laat foto’s zien o.a. van Kajsa Ollongren de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en  viceminister-president (ja onthoudt dat maar eens). De vlaggen komen ter sprake; van Ghana, Suriname, Curaçao. Foto’s van schaafijskarren worden bekeken. De moderne elektrische kar vindt men maar niks: “Bij de oude karren zie je ze echt werken, terwijl die moderne automatisch gaat.”

Op het feest werden de gedigitaliseerde Slavenregisters gepresenteerd. Maria hield een presentatie over haar lesprogramma ‘Geregistreerd’. De NOS maakt een filmopname over het festival waarin ook een les van Maria te zien is. Bij het kijken daarnaar kon je een speld horen vallen. Hier de link naar het filmpje Stil https://www.npostart.nl/POW_03867180 of kijk op https://www.facebook.com/stilverleden/.

De serie gastlessen eindigt op vrijdag 6 juli met het zingen van het Surinaamse verjaarslied ‘Di mi jere joe verjari’, want Maria Karg is jarig. In haar power point staat de tekst en de vertaling te lezen. Ze noodt leerlingen om mee te zingen en te dansen. Hmm … dat is misschien wat veel gevraagd, maar even genieten van de traktatie (een reep Tony’s Chocolonely) en van de “leuke muziek” is ook een fijne afsluiter van de schoolweek. De tak met wenskaartjes laten we achter, maar niet zonder er een paar te noemen: “Mijn wens is, dat er geen verschil is tussen allerlei soorten mensen.” “Mijn wens is, dat het vertellen over de slavernij ons menselijker maakt.” Mooi! Stil verleden blijft in ieder geval vertellen en we hopen de leerlingen daardoor ook!

Nederland slavernij VOC WIC

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *