Skip to main content

Beknot

Woensdagmorgen 20 juni, Basisschool de Knotwilg in Amsterdam Zuidoost.

Een paar leerlingen wachten mij, Maria Karg, op en brengen me naar de schoolbieb. Tijdens het klaarzetten van de stoelen wordt duidelijk dat ze zin hebben in de gastles. In die les gaan we ‘hink-stap-sprong door de Slavernij’. Van de historische slavernij in Oost en West naar hedendaagse vormen van slavernij en uitbuiting. Gaandeweg zal blijken dat de school de leerlingen van groep 6&7 goed heeft voorbereid op het thema.

Na een inleiding over de geschiedenis van de slavernij in Suriname en over mijn gezin van herkomst daar, zoemen we in op de kalebas. Die vormt het uitgangspunt van verhalen over de Marrons, die stoere, vrijgevochten slaven die zich ooit in het binnenland vestigden. (Hun nazaten wonen er nog.) Weg van de bezetters en weg van de beknotting van hun vrijheid en menswaardigheid.

Beknotten is inperking van rechten en kortwieken. Een vogel die gekortwiekt is, kan niet meer (weg)vliegen. Daarom wordt die uitdrukking wel gebruikt als mensen niet meer vrij zijn. Ook een knotwilg groeit niet vrij. Door de boom stelselmatig te snoeien ontstaat een beknotte vorm.

Binnen de Marrongemeenschap is de kalebas een belangrijke vrucht. Hij wordt gebruikt voor schalen, drinknappen, als muziekinstrument en, door beschildering, tot kunstvoorwerp gemaakt. Ik laat de leerlingen zien hoe hij groeit. Een van hen vertelt dat zijn moeder kalebassen in de keuken heeft.

Aan de hand van informatie in de Power Point praten we over de definitie van ‘slaaf’. “Als je geen loon ontvangt ben je slaaf!” “Maar als je vrijwilliger bent, dan ben je toch geen slaaf?!” Zo makkelijk is zo’n definitie dus niet.

“Wanneer begon de slavernij?” willen de leerlingen weten. Ze gaan begrijpen dat die van alle tijden is en niet alleen gekoppeld is aan het Nederlands Slavernij verleden. Dat het gaat om zoveel mogelijk geld verdienen door macht uit te oefenen over anderen. Een jongen vertelt dat hij soms moet huilen als hij over slavernij hoort. Daarom stel ik de leerlingen voor elkaar een hand te geven bij het kijken naar een filmpje over de slavernij. Zodat ze elkaar kunnen steunen, want zelfs al is het geacteerd, het kan toch emoties oproepen.

We praten over objecten die met de slavernij te maken hebben, zoals de kaurischelpen. Die dienden als ‘doekoe’ in de koop en verkoop van slaven. Ongelooflijk? Nee, echt waar! De kruidenhandel (nootmuskaat en kaneel o.a.) komt aan bod en suikerbrood en suikerriet. Het suikerriet proeven, valt niet bij iedereen in de smaak. En een van de leerlingen vertelt dat suikerbrood ook in zijn Marokkaanse cultuur een rol speelt. Van zo’n brood wordt tijdens belangrijke gebeurtenissen als huwelijk en geboorte, suiker geschraapt om de thee te zoeten.

Aan het eind van de les schrijft elke leerling een wens m.b.t. tot de slavernij op een kaartje voor in de ‘wensboom’. We sluiten af met een stukje Tony’s Chocolonely (dat wel bij iedereen in de smaak valt :-), de chocolade die tegen een eerlijke beloning (slaafvrij!) wordt gemaakt. Het is natuurlijk heel belangrijk dat mensen die voor productie van onze kleding, ons lekkers en andere zaken zorgen, normaal betaald worden, zodat ook zij en hun kinderen een goed leven kunnen leiden.

Het was mooi om te zien hoe gedisciplineerd juf Sherida de klas leidt. En fijn te horen hoe leerlingen bedankten voor de les. Die dank is wederzijds!

educatie, slavernij, VOC, WIC

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *