Skip to main content

Gidsend door het Nederlands Slavernijverleden

Regal Travel Services organiseert jaarlijks een workshop voor de gidsen waarmee ze samenwerken. Thema dit jaar: ‘het slavernijverleden’. Plaats van samenkomst ‘de Bary’ in de Gouden Bocht van de Herengracht. Het in 1670 gebouwde huis op nummer 450 werd in 1710 eigendom van Joan van Hoorn (zie bijgaand portret uit de collectie van het Rijksmuseum) die als Gouverneur Generaal betrokken was bij de VOC. En eind 17e eeuw bij de oorlog tegen guerrillaleider en voormalig slaaf Soerapati op Java. Soerapati was een van de eerste voorvechters van de Indonesische onafhankelijkheid. Wat een geëigende bedding voor een inleiding in de geschiedenis van het Nederlandse Slavernijverleden!

De workshop – inleiding (14 maart) en erfgoedwandeling (15 maart) – wordt gegeven door Maria Karg, antropoloog, oprichter en directeur van Stichting Stil Verleden, die slavernijeducatie in de breedste zin verzorgt. Inge van Opbergen doet verslag voor het blog van SSV.

Maria start de presentatie met een foto van zichzelf als negenjarig meisje te midden van haar gezin van herkomst in Suriname. Ze schetst hoe haar stamvader uit Regensburg met een vrijgekochte slavin kinderen kreeg. Laat het Manumissieboek zien waarin zij zijn opgenomen. Het vrijkopen leidt tot vragen over ‘wat dat kostte’. Vrijkopen kon ook immaterieel zijn op grond van bijzondere verdiensten van de slaaf. Manumitteren is in die zin niet alleen vrijkopen maar ook vrijlaten.

Bij Maria thuis werd alleen Nederlands gesproken en over slavernij werd niets gezegd. Na de dood van haar ouders trof ze een doos met boeken over het onderwerp. In die zin leek ‘Stil Verleden’ ook voor haar ouders te gelden. Het kolonialisme heeft ook een paar goede zaken voortgebracht, zoals het invoeren van de leerplicht. Die werd in Suriname zelfs eerder ingevoerd dan in Nederland. Maria kwam in 1970 naar Nederland om te studeren.

Slavernij is van alle tijden en culturen, die zagen we al bij de oude Grieken in Sparta, waar deze op brute wijze werd bedreven. Denk ook aan de uitdrukking ‘een Spartaanse opvoeding’. Zo hard als de Spartanen waren voor zichzelf; ze waren nog harder voor hun slaven, die soms als oefenmateriaal in de militaire training werden gebruikt. In Athene had de slavernij een menselijker gezicht. Ook in die dagen waren er al tegenstanders van de slavernij; Aristoteles was een van hen. Een stap verder in de geschiedenis naar de Middeleeuwen zie je dat mensen uit Slavië (herkomst van het woord slaaf) werden ingezet als dwangarbeider. Zij werden geroofd door Germaanse mensenhandelaren.

Ook werden tussen 650 en 1900 slaven gehouden in Noord Afrika. Een deel hiervan betrof Christenslaven, die buit werden gemaakt op koopvaardijschepen. Zo geschiedde het dat in Zeeuwse kerken werd gecollecteerd, om een lid van de gemeente vrij te kunnen kopen. Anno 2018 zien we slavernij in een modern jasje. Een voorbeeld hiervan is kinderarbeid in de kledingindustrie.

In het Nederlands slavernijverleden speelden 2 compagnies de hoofdrol; de Verenigde Oost Indische Compagnie (VOC) en de West Indische Compagnie(WIC); zie voor de gebiedsverdeling de kaart onder de homeknop van onze site. De WIC, die op West Afrika en vandaar uit naar de America’s voer, ’geniet’ meer bekendheid dan de VOC.

Op slavenmarkten werden de tot slaaf gemaakten gebrandmerkt en mooi opgepoetst met kalebasolie als handelswaar verkocht. Mannen, kinderen, vrouwen vaak van elkaar gescheiden. Ook oudere vrouwen boven de vruchtbare leeftijd hadden een prijs; ze waren bestemd als oppas voor de kinderen op de plantages, de zogenaamde Crioromama’s.

De VOC was slavenhandelaar en marktmeester in de handel op kruiden als foelie en nootmuskaat. Ze hadden veel macht op de Banda-eilanden (onderdeel van de Molukken) waarin Jan Pieterszoon Coen een grote rol speelde. Ook verhandelden en hielden ze slaven in Batavia, het huidige Djakarta. Daar wordt op dit moment onderzoek naar gedaan. Op Kaap de Goede Hoop hadden ze een verversingspost; Jan van Riebeeck stichtte deze handelspost in 1652. Ze haalden slaven uit o.a. Madagaskar Oost-Afrika en Bengalen.

De WIC voer vanuit West Afrika op de zogenaamde America’s:

  • Vanaf eind 16e eeuw voer men op Zuid-Amerika om zout, tabak en edelmetaal te kopen en verkocht men er slaven t.b.v. katoenplantages.
  • Nederlands Brazilië werd aangedaan. Hier zwaaide Johan Maurits van Nassau-Siegen van1636 tot 1644 de scepter.
  • Ook voer men naar Nieuw Nederland (het huidige New York) waar Peter Stuyvesant de nieuwe kolonie & handelspost bemande totdat de Engelsen deze innamen.
  • Op Nederlands-Guyana, een verzamelnaam voor de Nederlandse koloniën op de kust van Guyana, van de Orinoco tot de Amazonerivier, bijgenaamd de Wilde Kust. Deze koloniën waaronder Berbice, Demerary en Essequibo, vielen van 1616 tot 1814 onder WIC bewind. Hier vond, op Haïti, de eerste slavenopstand plaats. Met name Zeeuwen koloniseerden dit gebied voor de productie van rietsuiker. Maria toont een kaart, die rond 1599 door Jodocus Hondius werd gemaakt.
  • Tot slot voer men scheep naar Suriname en de Antillen.

In een filmpje over de rijke handel in koffie, suiker en cacao, wordt kennis gemaakt met de Marrons.  De slaven die vluchtten van de plantages en in het binnenland van Suriname een eigen samenleving opbouwden. Voor hun levensonderhoud overvielen ze wel plantages waarbij blanken gedood werden en slaven werden opgeruid om ook weg te lopen. Om deze onrust te bezweren, kregen de Marrons vanaf 1760 zelfbestuur. Wel werden ze verplicht om weglopers bij hun oude meesters aan te geven.

Afschaffing van de slavernij verliep in stappen waarbij Engeland in Europa koploper was. De Nederlandse werd op 1 juli 1863 afgeschaft. Onderzoek naar de slavernij is in volle gang. Matthias van Rossum is één van hen. Hij onderzoekt de slavernij in Azië ten tijde van de VOC.

Sporen van de slavernij zijn op veel plekken aanwezig.

  • De erfgoedwandeling zal langs Amsterdamse sporen leiden.
  • Ook in Leiden zijn ze te vinden, zoals beschreven in ‘Sporen van de Slavernij in Leiden’.
  • In Utrecht verwijzen sculpturen aan de voet van lantaarnpalen aan de werven langs de Oude Gracht naar de slavenhandel.
  • Het Mauritshuis in Den Haag kent een relatie met de slavenhandel.
  • Ook in Haarlem zie je die. Daar is eveneens een erfgoedwandeling uitgezet.
  • In Zeeland zijn veel sporen te vinden. De Middelburgse Commerce Compagnie richtte zich op de driehoekshandel.
  • Daarnaast vindt elk jaar op 1 juli de herdenking plaats in het Amsterdamse Oosterpark; Keti Koti. Ondanks dat zijn er toch nog veel mensen die wel de Gouden Eeuw kennen, maar nog nauwelijks op de hoogte zijn van de slavernijgeschiedenis. Educatie blijft nodig.

 

Nabespreking:

  • Men vraagt zich af of de slavernij een concept was. Slavernij is echter van alle tijden, zo heeft de Nederlandse slavenhandel voorbeeld genomen aan bijvoorbeeld de Portugezen. Het was ‘gewoon’ op winst beluste handel van een zeevarende natie.
  • Opgemerkt wordt dat de driehoekshandel, los van alle gruwelijkheden, ook getuigt van een innovatieve handelsgeest.
  • De slavendepots komen ter sprake; fort Elmina aan de Afrikaanse Westkust en dat op Curaçao voor de tussenstop.
  • Een van de gidsen introduceert de Joodse immigranten die met de WIC meetrokken. Middels film, boek en de tentoonstelling ‘Joden in de Cariben’ – in zowel het Joods Historisch (2015) als in het Surinaamse museum in Fort Zeelandia (2016) is die onder de aandacht gebracht.
  • Leestip van Maria: ‘Hoe duur was de suiker?’ van Cynthia McLeod.
  • Nicole van Regal Travel viel het tijdens een teamreis naar Zuid-Afrika op dat het slavernijverleden daar werd stilgezwegen. Men ‘sprong’ van het noemen WIC en VOC meteen naar Mandela. Bij doorvragen naar de tussenliggende geschiedenis was het antwoord “ We don’t talk about it.” Maria vertelt dat daar wel onderzoek wordt gedaan naar het Zuid-Afrikaanse slavernijverleden.

 

De erfgoedwandeling.

Tijdens de erfgoedwandeling laat Maria plekken en gebouwen in Amsterdam Centrum zien, die verband houden met ons Nederlands slavernijverleden. Zo herinnert het Beurspoortje op de Dam aan de eerste Koopmansbeurs en laat gevelversiering ‘Moriaan’ aan het Rokin zien waar zakenman Bartholomeus de Moor, die actief betrokken was bij de slavenhandel, woonde.

Maria vindt het bijzonder om gidsen te gidsen. Een soort ‘Liesje leerde Lotje lopen door de Lange Lindelaan’. Het gezelschap kenmerkt zich door enthousiasme en nieuwsgierigheid. Een van de gidsen zal deze week al een rondleiding geven over de slavernij. Hij krijgt wat suikerriet mee om zijn groep te laten proeven. Dit symboliseert het zoet/het goede. Waar kwassibita of bitterkruid – de naam zegt het al – de bittere kant van leven en slavernij symboliseert.

Hoe stel je je als gids op t.a.v. het slavernijverleden? Soms is het lastig voor Hollanders om te beseffen hoe ernstig de slavernij was. Het ging immers niet alleen om zwaar werk, zoals ook de Hollanders in diezelfde periode in bijvoorbeeld Drenthe deden. Maar om veel en veel meer: het breken met land en taal van herkomst, lijfstraffen, scheiding van familie en kinderen en geen enkel zelfbeschikkingsrecht, beroofd worden van je hele identiteit. Bij verhalen als die van de wrede plantage-eigenaresse Susanne Duplessis, kun je niet neutraal blijven. Maar als ‘doorgeefluik’ is een mate van ethische en morele neutraliteit ook gewenst, meent Maria. Toehoorders zullen gevoed door heldere kennis zelf een mening (dienen te) ontwikkelen.

Al met al is het een boeiende rondleiding met interessante gesprekken en mooie verbindingen in het delen van kennis. Hieraan ontspruiten ook ideeën voor de eigen rondleiding van de gidsen.  Zie voor meer informatie ons blog onder erfgoedwandeling

Nederland slavernij VOC WIC

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *